Home   Blijf op de hoogte via onze blog     “Je moet niet inzetten op hun talenten maar op hun zwakheden"

17 november 2018

“Je moet niet inzetten op hun talenten maar op hun zwakheden"

resource-not-found

Uitgeverij Plantyn

“Je moet niet inzetten op hun talenten maar op hun zwakheden"

MEER DAN IQ

Iemand die hoogbegaafd is, scoort 130 of meer op een IQ-test. Vanaf 120 spreekt men van meerbegaafdheid. Maar volgens Rony Moortgat betekent hoogbegaafdheid heel wat meer dan hoog scoren op een IQ-test: “Een hoogbegaafde heeft een aangeboren leervoordeel ten aanzien van andere mensen. Hij of zij is snel van begrip, kan kennis goed toepassen en beschikt vaak (maar niet altijd) over een grote algemene interesse. Nog typische kenmerken van hoogbegaafdheid: je vraagt gemakkelijk door, observeert grondig, denkt analytisch en probleemoplossend en bent in staat om out of the box te denken.”

Te weinig faalervaringen

Niets dan goed nieuws, toch? Waar zit het probleem dan? “Een van de problemen is dat meer- en hoogbegaafden de succeservaringen opstapelen in de lagere school en nauwelijks geconfronteerd worden met falen”, zegt Rony Moortgat. “Ze halen continu hoge cijfers zonder er veel moeite voor te moeten doen. Dat in tegenstelling tot hun leeftijdsgenoten die wel hard hun best moeten doen, moeilijkheden moeten overwinnen en af en toe mislukkingen moeten verwerken.”

Gevolg? De hoogbegaafde maakt een veel eenzijdigere ontwikkeling door dan andere leerlingen. Hij of zij mist de broodnodige leer- en levensvaardigheden die andere leerlingen wel opdoen, zoals: doorzetten als het moeilijk gaat, worstelen met moeilijke leerinhoud, omgaan met mislukkingen en niet onbelangrijk: hulp vragen en/of aanvaarden van anderen. Rony Moortgat: “Die eenzijdige ontwikkeling kun je vergelijken met iemand die in de fitness enkel zijn bovenlichaam traint en zijn beenspieren compleet negeert. Wat krijg je dan? Een kathedraal van een bovenlichaam op stokjes van benen. Dat is vragen om problemen.”

SECUNDAIR ONDERWIJS

Die problemen duiken vaak op als de hoogbegaafde overstapt naar het secundair onderwijs. Ineens moet de leerling zelfdiscipline aan de dag leggen, een studiemethode ontwikkelen, inspanningen leveren om de leerstof te verwerken – allemaal zaken waar hij of zij geen kaas van gegeten heeft.

“En dat is niet het enige”, zegt Rony Moortgat. “In ons schoolsysteem haal je maar een diploma als je voldoet aan de eisen van het net, de school, de leerkracht en de leerplannen. Ook daar kunnen hoogbegaafden problemen mee hebben omdat ze vaak autonoom van aard zijn, geestelijk vroegrijp, een groot rechtvaardigheidsgevoel hebben en zinloze regels maar moeilijk kunnen aanvaarden.”

En dan haken ze af

“Daarnaast beginnen die jongeren ook nog te puberen”, vervolgt Rony Moortgat. “Hoogbegaafden kampen dus in korte tijd met tal van problemen waar ze geen pasklaar antwoord op hebben. Omdat ze zo verstandig zijn, veronderstelt men dat ze er wel een oplossing voor zullen vinden. Maar dat lukt vaak niet omdat ze nooit met dergelijke problemen geconfronteerd werden. Met als gevolg dat verschillende van hen afhaken.”

Dat scenario gaat echter niet op voor elke hoogbegaafde. Er zijn hoogbegaafden die wel de nodige vaardigheden aanleren en zich wel kunnen aanpassen aan het schoolsysteem. Als leerkracht haal je hen er zo uit. Ze halen fantastische punten, hebben vaak super ideeën en zijn heel betrokken. Rony Moortgat noemt dat de groene groep hoogbegaafden.

Daarnaast heb je echter ook nog een oranje en een rode groep. De oranje zijn de hoogbegaafde leerlingen die af en toe volgen, maar zeker niet altijd. Dat hangt af van het moment, van hoeveel zin ze hebben, hun interesse in een bepaald vak en heel vaak van de figuur van de leerkracht. En ten slotte is er de rode groep. Dat zijn de hoogbegaafde leerlingen die al hebben afgehaakt. Volgens Rony Moortgat zijn leerlingen die in de rode groep belanden nog maar moeilijk te recupereren.

“Met de groene groep moet je niet speciaal bezig zijn”, zegt Rony Moortgat. “Het enige wat je te doen staat is hen in die groene groep te houden. Maar aan de oranje groep moet je wel aandacht besteden om te vermijden dat ze afglijden naar de rode groep. Voor hen, en voor de rode groep, moet je specifieke zorg opzetten.”

AANPAK

Wat kan je nu als leerkracht zelf doen? De eerste moeilijkheid is om de meer- en hoogbegaafden te herkennen in je klas. “Leerlingen die continu hoge cijfers halen, haal je er zo uit”, zegt Rony Moortgat. “Dat is geen probleem. Maar voor de anderen is het wat moeilijker. Elk jaar weer mis ik er. Maar, ik heb wel het voordeel dat ik veel kan discussiëren met de leerlingen in de klas en dat ze hun denkbeelden op papier moeten zetten. Aan de manier waarop ze in discussies redeneren en hun argumentatie opbouwen, kun je heel wat over hen te weten komen. Hoogbegaafden kijken immers vaak op een andere manier naar de dingen. Ze leggen ook vaak andere verbanden of gebruiken andere argumenten dan de doorsnee leerling.”

Leerstof niet uitbreiden maar uitdiepen

“Wat ik ook vaak herken, is de worsteling in hen. Ooit vroeg ik aan de klas om een presentatie voor te bereiden. Iedereen had dat braaf gedaan behalve één leerling. Toch vroeg ik die leerling om net als de anderen ook voor de klas te staan en ben toen de confrontatie met hem aangegaan. Nadien heb ik de klas aan het werk gezet en ben naar hem toe gegaan om met hem te praten. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat hij altijd welkom is als hij hulp wil.”

“Een maand heeft het geduurd, maar uiteindelijk nam hij toch contact op. Samen zijn we op zoek gegaan naar een thema dat hem interesseert en waarin hij zich zou kunnen verdiepen. Hij koos voor een onderwerp uit de fysica. We hebben het voorgelegd aan de directie en de leerkracht fysica. Hij mocht aan dat thema werken op één voorwaarde: hij moest aantonen dat hij de leerstof beheerste die de leerkracht op een bepaald moment behandelde. Dan pas mocht hij aan zijn eigen project werken.”

Focus op zwakheden

Dat project omvatte soms nieuwe leerstof maar diepte vooral de leerstof uit die ook de andere leerlingen te verwerken kregen. Dankzij dat persoonlijke project had hij het gevoel nuttig bezig te zijn. Het loste zijn gedragsproblemen voor dat jaar op. En hij leerde vaardigheden die hij niet voordien nog niet geleerd had maar die je wel hoort te leren op school zoals: inspanningen leveren om leerstof te begrijpen en te verwerken en aan anderen hulp durven vragen als je vastzit of iets niet snapt.

In feite was dat persoonlijke project een manier om zijn zwakheden aan te pakken. Dat zou volgens Rony Moortgat ook een van de focuspunten moeten zijn bij de aanpak van hoogbegaafden: hun zwakheden versterken. Hen vaardigheden leren die ze, mede door hun hoogbegaafdheid, voordien niet konden ontwikkelen. Als je ze op die manier sterker maakt, kunnen ze volop werken aan hun natuurlijke talenten. “Vergelijk het met een loopwedstrijd op topniveau”, zegt Rony Moortgat. “Iedereen die aan de start komt is hooggetalenteerd. Het verschil zul je dan niet maken door je talent. Maar wel door de mate waarin je je eigen zwakheden weet te camoufleren.”

OVER ONDERZOEKSPROJECT

Als uitloper van een ander onderzoeksproject, startte Rony Moortgat een pilootproject op in samenwerking met de scholengroep Oostende, Excentra, UGENT (Lieven Annemans), UA (Guido Van Hal), Universiteit Hasselt (leerstoel hoogbegaafdheid) en de VUB (Karel François). Het doel is om gedurende meerdere jaren een groep meerbegaafde en hoogbegaafde leerlingen op te volgen van het kleuteronderwijs tot het einde secundair en later zelf tot in het hoger onderwijs. Het project gaat gepaard met een begeleidingsprogramma en omvat meerdere onderzoekslijnen.

  • Hoe schatten leerkrachten en ouders van hoogbegaafde leerlingen het welzijnsniveau in van de leerling?

  • Hoe schat de leerling zelf zijn welzijnssniveau in (en hoe staat dat in verhouding tot de inschatting van leerkrachten en ouders)?

  • Analyse schoolresultaten

  • De vierde leerlijn onderzoekt waarom veel hoogbegaafde leerlingen in het secundair problemen ondervinden met wiskunde. Men veronderstelt dat dat komt omdat ze in de lagere school hun eigen oplossingsmethodes bedenken. Die werken goed bij een beperkte leerstof en bij kleine hanteerbare getallen. Maar als de leerstof uitbreidt en de getallen groter worden, loopt het mis. Op dat moment zouden ze moeten kunnen terugvallen op de methodes met meerdere tussenstappen die ze in het lager onderwijs hebben aangeleerd, maar die de hoogbegaafden links hebben laten liggen ten voordele van hun eigen methodes.