Home   Blijf op de hoogte via onze blog     “We laten onze hoogbegaafde kinderen wel meedoen aan de Olympische spelen, maar winnen mogen ze niet.”

14 januari 2019

“We laten onze hoogbegaafde kinderen wel meedoen aan de Olympische spelen, maar winnen mogen ze niet.”

resource-not-found

Uitgeverij Plantyn

Aanpak hoogbegaafdheid

HET WETEN EN ZIJN VAN HOOGBEGAAFDHEID

“Het interesseert me niet, wat u daar vertelt”

Prof. dr. Tessa Kieboom wou van kindsbeen af leerkracht worden. Maar het draaide anders uit. Na een jaar lesgeven in de middelbare school, hield ze het er voor bekeken. Ze voelde zich niet op haar plaats. Dat jaar voor de klas gaf haar wel de inspiratie voor haar doctoraat. “In mijn klas zat een meisje, ik herinner me haar naam nog altijd. Elke les zat ze naar buiten te kijken. Ik vond dat enorm lastig, want als leerkracht wil je natuurlijk dat iedereen geboeid is. Op een keer kon ik niet anders dan de vraag stellen: interesseert het je niet? Haar antwoord was heel simpel: ‘Neen.’ Terwijl ik wel haar hoofdvakken gaf en ze de beste punten van de klas haalde. Ik had geen idee wat ik daarmee aan moest.”

Het verhaal bleef Tessa Kieboom bij. “Toen ik een onderwerp zocht voor mijn doctoraat, dacht ik aan die leerlinge terug. Ik stond daar nog altijd voor een vraagteken. Ik heb mij dan verdiept in de literatuur rond sterke leerlingen en hoogbegaafdheid. Vanaf de dag dat ik mijn doctoraat rond dat thema heb afgerond, ben ik er in de praktijk mee aan de slag gegaan. Ik heb een centrum voor begaafdheidsonderzoek opgericht, zoals dat in Nederland al bestond. Daaruit is Exentra vzw gegroeid.”

De definitie ligt in het weten

De grafiek rond de normaalverdeling van intelligentie is vrij eenduidig: 68% van de bevolking heeft een IQ tussen de 85 en 115, waarbij 100 een gemiddelde is. Maar er zijn uitlopers naar links en naar rechts. Met een standaarddeviatie van 15, kom je links uit op een IQ van 70, ofwel zwakbegaafd. Rechts kom je uit op een IQ van 130, de ‘magische’ grens om van hoogbegaafdheid te spreken. “Maar vanaf een IQ van 120 kom je binnen dat bereik, want een test is ook maar een graadmeter. Op dat moment is er al kans dat je op de schoolbanken met je vingers zit te draaien.”

De betekenis ligt in het zijn

Als we het over hoogbegaafdheid hebben, gaat het vaak over IQ en kennis. Maar wat het voor een kind en voor een individu betekent om hoogbegaafd te zijn, daar zijn we veel te weinig mee bezig geweest, vindt Tessa Kieboom. “Als je een IQ van 63 neemt op de kennisgrafiek, komt dat aan de overzijde neer op een IQ van 137. Dat heeft gevolgen voor een persoon. Als je aan een kind van acht jaar met een IQ van 63 vraagt wat het zich voorstelt bij terrorisme in de wereld, dan moet het je een antwoord schuldig blijven. Stel je dezelfde vraag aan een achtjarige met een IQ van 137 dan komt dat kind aandraven met een boek van vragen en zorgen.”

“Je kan zo’n hoogbegaafd kind niet zeggen: komaan, daar moet jij toch niet mee bezig zijn, ga buiten spelen. Een hoogbegaafd kind beleeft de wereld om zich heen anders dan zijn leeftijdsgenootjes. Naarmate intelligentie toeneemt, verstrekt ook het bewustzijn. Dat heeft men lang over het hoofd gezien. En juist die erkenning is cruciaal in de sociaal emotionele ontwikkeling van een kind.”

Signalen hoogbegaafdheid

Er zijn nog andere kenmerken die een hoogbegaafd kind typeren. Een uitgesproken rechtvaardigheidsgevoel bijvoorbeeld, een opmerkelijk kritische ingesteldheid, gevoelig zijn – vooral in het inschatten van mensen, en de lat van nature uit voor zichzelf erg hoog leggen.

“Op zich zijn hoogbegaafde kinderen niet kwetsbaarder dan andere kinderen”, legt Tessa Kieboom uit. “Alles hangt af van de omgeving. Of die correct met hun talent omgaat. Wat we vaststellen, is dat bij veel hoogbegaafde kinderen de motivatie om naar school te gaan afneemt naarmate ze ouder worden. Zulke kinderen starten al in de kleuterschool met een grote leerhonger, een enorme gretigheid om bij te leren, maar ze raken gaandeweg gedesillusioneerd. ‘Is het dat maar?’, denken ze. Dat kan de oorzaak zijn van veel frustraties en van wat als moeilijk gedrag getypeerd wordt.”

TALENT ERKENNEN

 “Problematisch”, vindt Tessa Kieboom, “is dat het woord ‘presteren’ in onze samenleving vaak een nare bijklank krijgt. Als het gaat over sport of muziek, dan vinden we het fantastisch als er iemand aan de top presteert. Ik trouwens ook. Maar hoogbegaafdheid ís topsport. En wat zeggen wij? Je mag wel meedoen aan de Olympische spelen, maar we delen geen medailles uit. 

 Want niemand mag de eerste zijn. Is dat fair? Wat ik zou willen, is dat hoogbegaafdheid gezien wordt als ieder ander talent. Of het nu gaat om turnen aan ongelijke leggers of om het oplossen van moeilijke wiskundesommen: elk talent mag beloond worden, dus ook denktalent.”

Dat vele leerkrachten niet blij worden van een kind dat constant met zijn vinger in de lucht zit, vindt Tessa Kieboom bijzonder jammer. “Weet je wat vreemd is? Als iemand doodziek is, dan zou die persoon er alles voor geven om zich door de beste dokter waar ook ter wereld te laten genezen. Maar als die toekomstige dokter op zevenjarige leeftijd bij jou in de klas zit, dan mag hij zijn vinger niet opsteken als hij het antwoord weet. Dat is toch al te gek?”

“We moeten onze snelle denkers aanmoedigen, ondersteunen en scholen. Zoals we dat met elk ander talent moeten doen. De kennis van een kind verrijken, dat is nog altijd een kerntaak van ons onderwijs. Daar bouwen we onze samenleving en onze economie op. Onze wereld staat voor zodanig complexe vraagstukken, wie gaat die oplossen? Als we willen dat hoogbegaafde mensen hun talent ten dienste stellen van onze maatschappij, dan moeten we dat talent niet minimaliseren, maar juist doen groeien.”

HOOGBEGAAFDHEID IN DE KLAS

Differentiëren in leerstof

Wat je dan wel moet doen met een kind dat altijd het antwoord weet? “Ervoor zorgen dat dat kind ook iets bijleert”, zegt Tessa Kieboom. “We moeten differentiëren voor onze sterke leerlingen, zoals we dat ook voor onze zwakkere leerlingen doen. Neem nu een les over de ontwikkeling van kikkers. Die krijg je in elke basisschool. Een sterke leerling weet dan bijvoorbeeld dat er ook gele kikkers zijn, of knaloranje. Je kan dan vragen: waarom hebben die kikkers een andere kleur? Waar leven ze? Kan je er morgen een prent van meebrengen en ons iets meer vertellen? Zo breid je de les uit en maak je het voor iedereen boeiend. Sommige leerkrachten doen dat trouwens perfect uit zichzelf. Ze hebben er geen extra handboek bij nodig.”

Differentiëren in leervorm

Een andere mogelijkheid om te differentiëren, is het werken met kangoeroeklassen. “Hoogbegaafde kinderen krijgen een paar uur in de week les samen met andere hoogbegaafde kinderen. Ze dagen elkaar uit, vinden elkaar in hun manier van denken en zijn. Zoiets heeft een blijvend effect op het sociaal emotionele vlak. Zo’n klassen zouden er in elke school moeten zijn.”

Versnellen

En ook al lijkt versnellen in veel scholen een steeds minder populaire optie, voor sommige kinderen kan het wel degelijk een oplossing zijn. “Belangrijk is dat je met kennis van zaken beslist of je een kind al dan niet laat versnellen. Soms geeft een kind een broze indruk omdat het zich niet goed voelt in de groep. Op basis daarvan wordt dan beslist om het kind toch maar niet te laten versnellen. Terwijl dat juist wel de beste oplossing zou zijn. Helaas, hiervoor bestaat geen objectieve test. Dat is expertise, ervaring en buikgevoel. Je moet in elk geval wel met een zo groot mogelijke kans van zekerheid de best mogelijke beslissing nemen.”

OPLEIDING

Belangrijk is, ten slotte, dat leerkrachten voldoende opgeleid zijn om te weten hoe ze met een hoogbegaafd kind in hun klas moeten omgaan. “We hebben onderzoek gedaan bij 650 Vlaamse leerkrachten basisonderwijs vanuit onze leerstoel hoogbegaafdheid aan de UHasselt. 95% van deze leerkrachten geeft aan dat ze over hoogbegaafdheid in hun lerarenopleiding helemaal niets geleerd hebben. Dat is echt schrijnend.”

“Wat ik aan leerkrachten nog zou willen meegeven: in een gewone basisschool is één op de vijfentwintig à dertig kinderen hoogbegaafd. Dat wil zeggen dat je er bijna zeker eentje in de klas hebt. Wees je daarvan bewust. Heb begrip voor de eigenheid van dat kind. Het is niet gewoon ‘slimmer dan de rest’, het staat op een heel specifieke manier in het leven. Jij kan het daarin steunen. Je aanbod is zelfs veel groter dan je denkt, want de ‘trukendoos’ die je hebt voor differentiatie naar zwakkere leerlingen, kan je voor 98% toepassen op de sterkere leerlingen in je klas. Je moet het alleen dóen.”